Gebit
Het gebit van een konijn
Het melkgebit van een kitten bevat 16 tanden en kiezen; er ontbreken nog enkele kiezen. Na het wisselen (drie tot vijf weken na de geboorte) bestaat het blijvende gebit uit 6 tanden en 22 kiezen.
Zowel in de boven- als in de onderkaak bezit het volwassen konijn twee grote snijtanden. Achter de snijtanden in de bovenkaak bevinden zich nog eens twee kleinere stifttanden, die als extra snijtandjes dienen. Tussen de snijtanden en de kiezen zit enige ruimte, doordat konijnen geen hoektanden hebben.
Bovenkaak
6 kiezen
…..
2 snijtanden
2 snijtanden
…..
6 kiezen
Onderkaak
5 kiezen
…..
2 snijtanden
…..
5 kiezen
Functie
De functie van de snijtanden is het in kleine stukjes afsnijden van voedsel.
De snijtanden zijn aan de voorkant en van opzij bedekt met een dikke glazuurlaag. De achterkant bevat maar een heel dun laagje, met als gevolg dat deze kant sneller afslijt. Hierdoor ontstaan snijtanden met een beitelachtige vorm en een vlijmscherpe voorkant.
De boventanden slijpen zich langs de ondertanden. Het afslijten wordt bevorderd door de kauwbewegingen die de snijtanden tijdens het knagen maken. Noodzakelijkerwijs zitten de lange wortels van het gebit (2/3 van een tand/kies) zeer stevig in de kaken vastgehecht, zodat konijnen flink kunnen knagen zonder daarbij hun tanden te breken.
Konijnen bezitten een gespleten bovenlip om de snijtanden tijdens het eten meer ruimte te geven bij het afbijten.
De functie van de kiezen is het vermalen van voedsel.
De bovenkant van de kiezen zijn voorzien van een aantal dwarsgroeven, die kenmerkend zijn voor planteneters. Dit soort kiezen worden ook wel “plooikiezen” genoemd. De konijnen kunnen hiermee stug en hard voedsel fijnmalen. Tijdens het eten maken ze er horizontale kauwbewegingen mee.
De kiezen zijn eveneens gedeeltelijk geglazuurd en kunnen door het afslijten ook scherpe hoeken krijgen.
Optimale vorm
De twee grote snijtanden van de bovenkaak horen over de snijtanden in de onderkaak te vallen. De kleinere stifttanden van de bovenkaak moeten de ondersnijtanden raken en ook de kiezen behoren recht boven elkaar te liggen.
Door een juiste stand van zowel de bovenkaak als de onderkaak kunnen alle tanden en kiezen goed op elkaar afslijten en is er sprake van een goedwerkend gebit.
De tanden en kiezen van een konijn blijven namelijk voortdurend doorgroeien, hun hele leven lang. De groei is zo’n 2 mm per week, dus elke maand is een konijnentand ongeveer een centimeter langer geworden.
Door het natuurlijke afslijtingsproces zouden groei en slijtage van het konijnengebit volkomen in evenwicht met elkaar moeten zijn. Helaas is dit niet altijd het geval, want veel konijnen hebben te kampen met gebitsproblemen.
Afwijkende vorm
Als de stand van het gebit niet correct is, kunnen de tanden en kiezen niet afslijten en groeien ze steeds verder door. De ondersnijtanden kunnen dan zo lang worden dat ze buiten de mond gaan groeien.
Het doorgroeien van de ondersnijtanden heeft tot gevolg dat ook de bovensnijtanden gaan doorgroeien. Vaak groeien deze dan met een krul terug de mond in, waarbij ze zich soms zelfs in het gehemelte boren. In de diergeneeskunde noemt men deze “olifantstanden” bij konijnen een sublethale (tot de dood leidende) afwijking.
Door een afwijkend gebit kunnen bij konijnen ook haken (uitsteeksels) aan de kiezen ontstaan.
Oorzaken scheefstand
Onjuiste voeding is eigenlijk de grote boosdoener als het om gebitsproblemen gaat.
Ook door het optreden van externe factoren (trauma) kan scheefgroei ontstaan. Uw konijn kan door een ongeluk een snijtand kwijtraken. Meestal komt er wel een nieuwe tand voor in de plaats, maar die kan verkeerd teruggroeien, waardoor het gebit een afwijkende stand gaat vertonen. Indien er géén tand teruggroeit, kan de tegenoverliggende snijtand niet meer afslijten en die zal dus door blijven groeien. Een kaakfractuur kan de positie van het gebit uiteraard eveneens danig misvormen.
Genetische veranderingen (door het fokken) kunnen tevens van invloed zijn op de stand van een konijnengebit, bijvoorbeeld scheefstand door een te korte bovenkaak.
Onderzoek heeft uitgewezen dat een genetische verandering van de schedel ook heeft geleid tot gebitsafwijkingen.
Sommige rassen die gefokt werden om hun schattige koppies – zoals dwergrassen en hangoorkonijnen – zijn door de bouw van hun kaken bevattelijker voor gebitsproblemen.
Gevolgen scheefstand
Wortels en gebit van het konijn gaan in de verkeerde richting groeien. De wortels groeien naar het kaakbot toe, met botontstekingen en abcessen tot gevolg.
Als er wortels tegen de traanbuizen drukken, kan dat tot oogontstekingen met veel ooguitvloeiing leiden.
Door de afwijkende slijtage worden de snijtanden te lang en wordt het glazuur aangetast, waardoor er wondjes aan de lippen, tong en het gehemelte ontstaan. Deze wondjes kunnen tot ontstekingen leiden en het is allemaal bijzonder pijnlijk voor het konijn.
Doordat het konijn zijn mond niet meer goed kan sluiten, kunnen de kiezen evenmin goed op elkaar afslijten. Hierdoor kunnen haken op de kiezen ontstaan, die wondjes op de wang en de tong kunnen veroorzaken.
Kortom, uw konijn zal niet makkelijk meer kunnen eten. Hij kan het voedsel niet meer behoorlijk oppakken en gaat langzamer kauwen. Vooral het intensief kauwen op hooi gaat moeizaam en doet hem veel pijn. Hij eet met tussenpozen, want hij heeft wel honger.
Wanneer het hem allemaal te pijnlijk wordt, komt hij zelfs niet meer naar zijn voerbakje toe en zondert zich af.
Door pijnstress ontstaan problemen met het maagdarmkanaal. De darmwerking vermindert onmiddellijk en hierdoor verloopt de spijsvertering niet meer optimaal. Het konijn is niet langer in staat om blindedarmkeutels te eten en er kan diarree of verstopping optreden.
Uw propere konijn zal evenmin zijn vacht meer goed kunnen onderhouden.
Symptomen bij gebitsproblemen
Uw konijn vertoont ander gedrag dan normaal en zijn conditie gaat zeer snel achteruit.
Onderstaande symptomen zouden u op kunnen vallen:
- moeilijkheden bij het slikken
- natte mondhoeken van het speekselen
- spelen met eten en er proppen van maken (proppen hooi uitspugen)
- oog- en neusuitvloeiingen
- zwellingen aan het hoofd door abcessen
- een steeds slechter uitziende vacht
- kleiner wordende keutels en/of gasaanvallen
- wel interesse tonen in voedsel, maar het steeds moeilijker kunnen opnemen
- progressieve vermagering
- helemaal niet meer reageren op voedsel en stoppen met eten
Wanneer u symptomen ontdekt die erop duiden dat uw konijn gebitsproblemen heeft, laat u er dan meteen een dierenarts naar kijken. U kunt dan samen voor de beste behandeling kiezen.
Tijdelijke oplossingen
De dierenarts kan te lange snijtanden met behulp van een slijpschijf inkorten. Een nadeel is dat dit proces zich iedere drie tot zes weken zal herhalen, doordat de tanden blijven doorgroeien.
Vooral voor een konijn met een afgebroken snijtand is dit een heel geschikte methode. De resterende tand – die niet meer kan afslijten op zijn overbuurman – kan dan tijdelijk worden afgeslepen, tot de andere tand weer is teruggegroeid.
Sommige dierenartsen gebruiken een speciale tang om de tanden mee te knippen.
Afgezien van het zorgwekkende feit dat knippen zeer pijnlijk is voor uw konijn, kunnen de overgebleven scherpe randen zijn tong en lip gaan beschadigen. Bovendien maakt de tand door het knippen grote kans te gaan splijten en het tandweefsel kan beschadigd raken (niet te zien!), waardoor er kaakabcessen kunnen ontstaan.
Deze knipmethode bevat dus zoveel nadelen dat slijpen altijd de voorkeur heeft boven knippen.
Ook haken op de kiezen moeten worden weggeslepen. In de bovenkaak steken ze in de wang en in de onderkaak in de tong, waardoor het konijn niet kan eten en snel verzwakt. De dierenarts kan met een otoscoop (zo’n instrument waarmee een KNO-arts het oor onderzoekt) tot achterin de keel van het konijn kijken. Met een hulpstuk kan de wangplooi worden weggeduwd. De haken zitten namelijk meestal aan de achterste kiezen en dat is bijzonder moeilijk te zien, zelfs met een otoscoop.
Voor een grondige inspectie is het vaak nodig om het konijn een lichte narcose te geven, waarbij de haken dan heel nauwkeurig verwijderd kunnen worden, zonder het slijmvlies in de mond aan te tasten.
Ook deze behandeling zal bij sommige konijnen geregeld herhaald moeten worden, omdat de haken soms al na vier, vijf weken terugkomen.
Met bovengenoemde behandelingen is uw konijn weliswaar van zijn pijn af en kan hij nu weer normaal eten, maar dit kan van relatief korte duur zijn. Daarom is het belangrijk dat u ook de achterliggende oorzaak stevig aanpakt. Met een aangepast, gezond dieet (calcium!) kan veel ellende voorkomen worden en het zal de veelvuldige bezoeken aan uw dierenarts overbodig maken.
Blijvende oplossing
Indien een konijn te vaak aan zijn gebit behandeld moet worden, kan dat een traumatische ervaring worden voor hem. U kunt dan, in overleg met de dierenarts, besluiten om de snijtanden (alle zes) en één of meerdere kiezen te laten verwijderen.
Dit is een zware ingreep, die uiteraard onder narcose zal moeten plaatsvinden. De tanden en/of kiezen kunnen er niet zomaar worden uitgetrokken, doordat de wortels zo enorm lang zijn. Het risico op ernstige beschadiging van het kaakbot is dan te groot.
Voor het verwijderen van een gebitselement gebruikt de arts een speciaal lepelvormig instrument, waarmee de betreffende tand/kies uit het bot gelepeld wordt.
Om infecties te voorkomen, zal uw konijn na de operatie een antibioticumkuur krijgen.
Zorgt u ook voor voldoende pijnstillers, want die zijn zeer noodzakelijk om pijnstress te tegen te gaan.
Uw konijn kan nu niet meer zelf knagen, dus u zult dat voor hem moeten “doen”. Dat wil zeggen dat u zijn voedsel in hapklare brokjes in zijn voerbakje moet leggen en het hooi voor hem in stukjes van enkele centimeters moet knippen. Uw konijn duwt het voedsel dan met zijn tong naar de kiezen toe, waar hij het verder kan fijnmalen.
Houd, met name tijdens de eerste dagen na de ingreep, goed in de gaten houden of uw konijn voldoende eet. Het ene konijn heeft meer tijd nodig dan het andere om aan deze nieuwe situatie te wennen en de een heeft meer last van pijn dan de ander.
Soms is dwangvoeding het enige middel om gezond voer naar binnen te krijgen, want het is zeer van belang dat het darmstelsel intact blijft.
Een operatie is een zwaar middel, maar uw konijn is dan wel volledig genezen van zijn kwalen en er zijn wellicht ernstiger gevolgen mee voorkomen. Hij heeft geen pijn meer en kan weer lekker van zijn eten genieten.
Voorkomen is beter dan genezen
Zowel voor zijn gebit als voor zijn darmfunctie is het zeer van belang om uw konijn een goed uitgebalanceerd menu voor te schotelen. Zijn dagmenu moet bestaan uit een goede kwaliteit hooi (24 uur per dag), voldoende groenvoer (gras is erg goed) en tot slot wat biks (per dag zo’n 20 gram per kg lichaamsgewicht).
Geef uw konijn niet te veel droogvoer, want dan eet hij te weinig hooi. Het is zeer belangrijk dat hij per etmaal genoeg kauwbewegingen maakt om zijn voedsel te malen en zijn gebit te laten afslijten.
De calciumstofwisseling is precair bij konijnen, het dier mag niet te veel maar ook weer niet te weinig calcium binnenkrijgen. Bij de voeding moet dus een middenweg worden bewandeld. Een teveel aan calcium leidt tot een te hoge stijging ervan in het bloed. Hierdoor ontstaat een verhoging van het calcium in de urine, met als mogelijk gevolg blaasgruis of blaasstenen.Te weinig calcium leidt tot een tekort ervan in het bloed, waardoor het konijn de benodigde kalk aan zijn kaakbeen gaat onttrekken. En dat heeft botontkalking (osteodystrofie) tot gevolg.
Er zijn speciale knaagstenen te koop. Deze zijn alleen bestemd voor knaagdieren, dus geef ze nooit aan uw konijn! Ze bevatten een veel te hoog calciumgehalte en bovendien malen ze er niet mee, dus slijten de tanden er helemaal niet door af.
Wees bij elke verandering in de eetgewoonte van uw konijn alert op eventuele gebitsproblemen. Controleer zijn gebit zelf regelmatig door zijn lippen omhoog te duwen en te bekijken of alle tanden en kiezen goed op elkaar aansluiten.
Laat het gebit van uw konijn ieder halfjaar door een dierenarts controleren.
Er kan niet genoeg benadrukt worden: gezond voedsel in de juiste verhoudingen houdt uw konijn, zijn gebit en zijn darmwerking in optimale conditie.
Geschreven door Vonne Cras in opdracht van Dierentrainer.nl